Naar de boeren
Kinderevacuaties
Op initiatief van ir. S.L. Louwes, directeur-generaal van het Rijksbureau voor de Voedselvoorziening in Oorlogstijd, komen verschillende kerkgenootschappen in actie tegen de honger. De Duitsers stimuleren dit in het geheim omdat ze bang zijn voor een volksoproer door de honger.
De kerken richten het Interkerkelijk Bureau op. Dit IKB probeert voedseltransporten vanaf het platteland naar de grote steden in het westen op gang te brengen. Ook roepen de kerken in het noorden en oosten de gelovigen op om uitgehongerde kinderen in huis te nemen. In de westelijke steden worden lokale IKB-afdelingen opgericht die maaltijden voor kinderen verzorgen en waar ouders hun verzwakte kinderen kunnen aanmelden voor evacuatie.
De Duitsgezinde Nederlandsche Volksdienst (NVD) is een organisatie voor maatschappelijk werk. Ook de NVD regelt evacuaties, vaak via NSB-burgemeesters. De meeste ouders willen hun kind liever niet meegeven aan deze organisatie, maar de nood is zo hoog dat velen het toch doen.
Gemeentes, bedrijven en verenigingen organiseren ook reddingsacties. Sommige ouders brengen zelf hun ondervoede kinderen onder bij familie of kennissen op het platteland.
Verzetsgroepen proberen Joodse onderduikkinderen stiekem mee te laten evacueren. In Amsterdam bestaat een nauwe samenwerking tussen de lokale IKB-afdeling en de illegale onderduikhelpers van de Vrije Groepen Amsterdam (federatie van verzetsgroepen in Amsterdam tijdens de laatste jaren van De Tweede Wereldoorlog).
Honderdduizenden Nederlanders zetten zich belangeloos in om de kinderen te redden van de hongerdood.
Tineke
‘In de rij bij de gaarkeuken viel er voor mij plotseling een man op straat. Dood. Zo dichtbij! Ik liep met mijn pannetje waterige soep naar huis en kon van ellende niets eten.’
De onderduiker bij Tineke
'Wij hadden een onderduiker. Ik heb hem getekend alsof hij van onder de vloer komt, maar eigenlijk verstopte hij zich op zolder. Mijn moeder gaf hem eten. De stoelpoten zaagden we af. Die gebruikten we om het noodkacheltje te stoken. Op school haalde ik een 7 voor tekenen.'
Jan
‘Mijn moeder maakte van de suikerbietenstroop een soort stroken. Die knabbelden we op. Maar ook dat was er later niet meer!’
Voetbalschoenen
'Ik speelde voetbal en ik wilde op de schoenenbon echte voetbalschoenen kopen. Mijn ouders vonden het maar niks, maar de schoenmaker gaf me toch kicksen op die schoenenbon. Ik kon geen gewone schoenen meer kopen, maar dat maakte mij niet uit, dan liep ik wel op klompen.'
Nelly
‘Je wordt moe en suffig van honger. Als ik naar school liep moest ik steeds even ergens rusten, dat was heel zwaar. Het kan je ook minder schelen allemaal.’
Mijn zusje
'Mijn zusje en ik lachten wel, maar we hadden het hartstikke koud. Onze jassen waren door oma gemaakt van een versleten pak van opa. Ze waren veel te dun, maar we hadden niks anders. '
Jack
‘Er is gewoon he-le-maal niets. Honger is een afgrijselijk gevoel! Het gaat ook niet weg, het is er dag en nacht.’
Jack en zijn familie
'Dit is de enige foto van mijn vader, moeder en mijzelf samen. Hij is gemaakt voor ons huis.'
Frans
‘Wij zaten met z’n allen om het noodkacheltje met één klein drijvertje om warmte en licht te sparen.’
Noodkacheltjes
Omdat er geen gas en kolen meer zijn gebruiken mensen noodkacheltjes, kleine allesbranders, voor verwarming en om op te koken.
Fenna
‘De pan viel van het fornuis, alles op de grond… Ik had mijn moeder nog nooit zien huilen, maar toen huilde ze. Wij schráápten met een lepel de pap van de vloer en aten het alsnog op.’
Knikkers en muntjes
'Dit zijn mijn knikkers, ik speelde er graag mee. En dat zijn tante’s theelepeltjes. Er zitten muntjes aan met het hoofd van koningin Wilhelmina erop. Zo lieten we zien dat we voor onze koningin waren en dus tegen de Duitsers.'
Paul
‘Bietenpulp heeft een nare, weeïge, zoete lucht. Je at het op, maar tegen je zin. Het vulde. Een kotserige smaak, en zo rook het ook in huis.’
Pop
'Mijn vader heeft deze pop gemaakt. Hij heeft expres rode, witte en blauwe stof gebruikt. Daarmee liet hij zien dat hij vóór Nederland en tegen de Duitsers was. De pop zat in de etalage van een bevriende boekhandelaar op een stapel rood-wit-blauwe boeken. Iedereen begreep meteen wat de pop betekende!'