Mijn moeder is 1 oktober 2015 overleden. Wij hebben levensbeschrijvingen gevonden. Ik citeer:
In de oorlog (40-45) werd mijn moeder opgepakt, zoals dat toen heette en in het laatste oorlogsjaar, als gevolg van veel hulp aan joden en werken in de illegaliteit, ondergingen mijn oudste broer Bert Fokkema (dominee in Goudswaard) en ik hetzelfde lot. Na een verblijf van een maand in concentratiekamp Vught, afd. Scheveningen, waar we touw draaiden en de behandeling in vergelijking met de Duitse kampen nog redelijk was, werden we begin september 1944 als beesten in goederentreinen, met als voedsel een homp brood, naar Ravensbruck vervoerd. Daar leefden we onder mensonterende omstandigheden, o.a. Vervuiling (luizen), honger, weinig slaap, langdurig appel en ziekte, het nutteloos scheppen en vervoeren van zand. Na 5 weken reisden we in oktober af naar het frauenlager van Dachau in München Griessing, waar we bij aankomst zoals dat later bleek, met minstens driemaal daagse bombardementen kennis maakten. We werden te werk gesteld bij de Agfafabriek, waar we iedere dag in collones naar toe gingen, begeleid door Aufseherinnen, om onderdelen van explosieven te bewerken, dit door dagelijkse onderbreking van bombardementen. Een voltreffer op een gedeelte van de fabriek veroorzaakte de dood van Poolse vrouwen. Op last van de SS, moesten we op 27 april 1945 München verlaten. Het was de bedoeling ons te vernietigen. Dit werd verhinderd door de komst van de Amerikanen op 29 april 1945. Einde citaat.
Mijn moeder heeft met Willemijn Petroff , tot haar dood haar beste vriendin, in de kampen gezeten. Haar broer Bert Fokkema is aan de hongerdood gestorven in kamp Bergen Belsen. Zelf is mijn moeder na de bevrijding teruggekomen met open Tuberculose. Hopelijk kan dit verhaal een aanvulling zijn voor uw tentoonstelling en documentatiecentrum. Zelf ben ik van plan om zaterdag a.s. uw tentoonstelling te bezoeken. Vriendelijke groet, Bertie van Hoogevest