Ga direct naar de hoofdnavigatie Ga naar de hoofdinhoud Ga direct naar de hoofdnavigatie Ga direct naar zoeken

Overzicht: Begrippen over WO2

Begrippen

  • De Tweede Wereldoorlog begon met de Duitse aanval op Polen in september 1939. Breidde zich in 1940-1941 uit over Europa, Noord-Afrika, Azië en het gebied van de Stille Zuidzee (Pacific Ocean). De oorlog in Noord-Afrika eindigde in mei 1943; in Europa in mei 1945; in Azië en de Pacific in augustus 1945. In feite was de oorlog in Azië al in de jaren dertig begonnen. Vanaf 1937 voerde het Japanse leger een veroveringsoorlog tegen China.

  • Dodelijke aanslag

    De Nederlander Seyffardt wierf Nederlandse vrijwilligers voor het Oostfront. Hij was dus een duidelijk voorbeeld van een collaborateur. Bij de aanslag raakte Seyffardt dodelijk gewond, maar hij kon toch nog een soort signalement doorgeven ('twee studenten'). Seyffardt stierf op zaterdagavond 6 februari 1943.


    Duitse reactie

    De bezetter beantwoordde de aanslag met grote razzia's. In totaal 1.800 jongemannen tussen de achttien en vijfentwintig jaar, waaronder ruim 600 studenten, werden afgevoerd naar het concentratiekamp Vught. Dit gebeurde om de daders op te sporen, uit wraak en ter afschrikking. Het vooruitzicht van de gevangenen was: de arbeidsinzet in Duitsland.

    Vanaf begin 1943 liet het verzet nadrukkelijk van zich horen. Er vonden een reeks overvallen en aanslagen plaats. Op 5 februari 1943 werd generaal Seyffardt in de deuropening van zijn huis in Den Haag neergeschoten door een lid van de verzetsgroep CS-6.

  • Op zaterdagavond 27 maart 1943 vloog na een aantal explosies het bevolkingsregister van Amsterdam in brand. 
    Dat was het resultaat van een heel goed voorbereide aanslag. De groep bestond uit Gerrit van der Veen, Willem Arondeus, Johan Brouwer, Rudi Bloemgarten (een joodse verzetsman) en nog een aantal anderen. Het bevolkingsregister was toen gevestigd naast de ingang van dierentuin Artis.

  • Op 29 juni 1940 kwamen in Den Haag, Amsterdam en nog andere plaatsen Nederlanders bijeen om openlijk en demonstratief de verjaardag van prins Bernhard te vieren. Vooraf had de bezetter alle vlagvertoon verboden. Vlaggen waren niet te zien, maar wel veel bloemen, vooral anjers, de favoriete bloem van prins Bernhard.

    Generaal Winkelman

    Ook generaal H.G. Winkelman (1876-1952) nam aan de manifestatie deel. Winkelman, in de meidagen van 1940 opperbevelhebber van de Nederlandse strijdkrachten, was met het vertrek van de regering naar Londen de hoogste Nederlandse gezagsdrager geworden.

    Oranje

    Anjerdag werd een demonstratie van nationaal besef en trouw aan het Oranjehuis. De bezetters reageerden geprikkeld. Maar volgens rijkscommissaris Seyss-Inquart stelde het allemaal weinig voor: 'een bloemencorso'. Gevolgen had het wel.

  • Openlijke afkeer van het fascisme, bestrijding van het fascisme (fascisme in de brede betekenis van fascisme plus nationaal-socialisme). Antifascisme is vooral een begrip van de jaren dertig, de vooroorlogse crisistijd. In die tijd werd de dreiging van het fascisme steeds sterker.

  • Eind april 1943 braken overal in Nederland proteststakingen uit, spontaan en volkomen onverwacht. De aanleiding tot die stakingen was een oproep van de bezetter: de voormalige Nederlandse militairen moesten alsnog in Duitsland in krijgsgevangenschap. Ze zouden daar moeten werken in de arbeidsinzet. De April-meistakingen duurden plaatselijk voort tot 5-6 mei 1943. Ze werden met grof geweld onderdrukt; het eerst in Hengelo, waar de stakingen waren begonnen. De April-meistakingen gelden als keerpunt in de bezetting. De Duitsers wisten nu dat de Nederlanders met geen mogelijkheid meer voor hun zaak te winnen waren. Voor de nazi's draaide alles verder alleen nog maar om de oorlogvoering. Het verzet nam toe, en het grote onderduiken begon.

    Stalingrad

    Dit keerpunt in de bezetting van Nederland volgde op een keerpunt in de Tweede Wereldoorlog: de Duitse nederlaag bij Stalingrad, aan de Wolga. Die nederlaag bleef geen geheim. Meteen erna, op 3 februari 1943, was door de nazi's in Duitsland en de bezette gebieden een periode van drie dagen openbare rouw afgekondigd.

  • 'Arbeidsinzet' was de letterlijke Nederlandse 'vertaling' van de Duitse begrip 'Arbeitseinsatz'. Het betekende dat mensen gedwongen werden om in Duitsland te gaan werken. De arbeidsinzet kwam in april-mei-juni 1942 op gang.

    Werklozen naar Duitsland

    Vanaf de zomer van 1940 waren al tienduizenden werklozen in Duitsland tewerkgesteld. Andere werklozen werkten nog in Nederland bij speciale projecten om werklozen aan het werk te zetten. Dat was al in de jaren voor de oorlog - de jaren dertig - toen er crisis, werkloosheid en armoede was.

    Onderduikhulp en vervalsing

    Heel veel mannen wilden niet in Duitsland werken. Een effect van de arbeidsinzet was daarom de geweldige toename van het verzet: onderduikhulp, vervalsing van documenten, en acties tegen instellingen waar veel persoonsgegevens werden bijgehouden en bewaard.

  • Wordt ook wel geschreven Atlantikwall, spreek uit: atlàntik-wal. Duitse verdedigingslinie, bedoeld om een invasie uit Engeland af te weren. Bestond uit talloze bunkers met veel kanonnen, mijnen, prikkeldraad enzovoort.

    Van Noorwegen tot Spanje

    Besloeg de hele westkust van Europa, van het noorden van Noorwegen tot de Pyreneeën. Lengte 5.300 kilometer. De bouw ervan begon in december 1941. Hitler had het bevel gegeven en ook de naam Atlantik-Wall bedacht. Een jaar eerder had Nazi-Duitsland de Slag om Engeland verloren - de luchtoorlog van juli-oktober 1940. De verovering van Engeland kon daardoor niet doorgaan en daarom was er het gevaar dat er een aanval over zee zou kunnen komen vanuit Engeland. dat was een reden de Atlantik-Wall te bouwen.

  • De bevrijding van Nederland duurde ruim zeven maanden, van 17 september 1944 tot begin mei 1945. In het najaar van 1944 werd de zuidelijke helft van Nederland grotendeels bevrijd. De bevrijdingsoperaties waren veel zwaarder dan verwacht. De nazi's hadden besloten in Nederland zo lang mogelijk stand te houden. Er ontstonden nu twee soorten Nederland: 'het bevrijde Zuiden' (hoofdzakelijk Brabant) en het nog bezette deel van het land. De laatste periode van de bezetting droeg het stempel van honger en terreur. Het gewapende verzet pleegde aanslagen, al of niet in BS-verband. Daarop volgden harde represailles tegen de bevolking.

  • Op 30 maart 1945 begonnen de Canadezen met de bevrijding van Oost- en Noord-Nederland. Op 1 april werd Enschede bevrijd, 13 april Assen, 15 april Groningen (na een hevige slag om de binnenstad) en 1 mei Delfzijl.

    Schiermonnikoog

    Op het waddeneiland Schiermonnikoog deed zich een merkwaardige situatie voor, die tot 9 mei zou voortduren. Het Scholtenshuis in Groningen was een van de centra geweest van de Duitse bezettingsmacht. Na 15 april waren de fanatieke, verbitterde nazi's uit Groningen uitgeweken naar Schiermonnikoog. Daar hielden ze zich verder koest, niet uit overtuiging, maar onder dwang van de plaatselijke Duitse commandant. Deze had besloten dat wat hem betrof de oorlog voorbij was.

    Texel

    Op het waddeneiland Texel werd het in april nog wel compleet oorlog, de zogeheten 'Russenoorlog'. Op Texel bevonden zich Georgische hulptroepen van de Duitsers, en ook een Duitse bezettingsmacht. Die Georgiërs waren eigenlijk krijgsgevangenen, die in Duitse dienst waren getreden. Ze kwamen op 6 april 1945 in opstand. De Duitsers verloren eerst, maar voerden versterkingen aan. Op 22 april was de opstand gebroken. Maar pas op 20 mei 1945 maakten de Canadezen een einde aan de Duitse bezetting van Texel. Bevrijdingsdag 5 Mei 1945 geldt als de datum waarop Nederland werd bevrijd: Bevrijdingsdag. Het was de dag waarop generaal Blaskowitz de overgave van de Duitse bezettingsmacht kwam aanbieden aan de Canadese generaal Foulkes, in Foulkes' hoofdkwartier in Hotel De Wereld in Wageningen. De overgave werd op 6 mei officieel getekend, in de aula van de Landbouwhogeschool (Wageningen). West-Nederland was toen nog steeds niet helemaal vrij: Rotterdam werd op 6 mei bevrijd, Den Haag op 8 mei, Amsterdam eveneens pas op 8 mei. Bij de bevrijding van Nederland (1944-1945) zijn ongeveer 50.000 geallieerde militairen gesneuveld.

  • Begin december 1944 waren twee miljoen Nederlanders bevrijd, namelijk de bewoners van de gebieden ten zuiden van de grote rivieren en ten westen van de Maas. Het nog bezette deel van Limburg, met Roermond en Venlo, zou pas begin maart 1945 worden bevrijd. In Zeeland was Schouwen nog bezet. Nijmegen (Gelderland) was bevrijd, maar het bleef een 'frontstad'. Noord-Brabant was helemaal bevrijd, met uitzondering van een Duits bruggenhoofd bij Capelse Veer (aan de Bergse Maas, ten noordwesten van Waalwijk).

    Militair Gezag (MG)

    Het bevrijde Zuiden bleef voorlopig frontgebied. Mannen in uniform maakten er de dienst uit: geallieerden en Nederlanders. Het was de tijd van het Militair Gezag (MG) en de onder dit MG geldende Staat van Beleg (militaire uitzonderingstoestand). Het MG was al eind 1943 in Londen opgezet. Chef-staf generaal H.J. Kruls had de leiding. Taken van het MG waren: In het bevrijde Nederland orde en rust handhaven, contact onderhouden met de geallieerde bevrijdingsmacht, bemiddelend optreden bij problemen tuseen geallieerden en Nederlanders, de zuivering op gang brengen (dat wil zeggen NSB'ers arresteren) en een begin maken met het herstel van Nederland. Voor het MG was de Ordedienst (OD) de betrouwbaarste verzetsorganisatie. De OD was immers speciaal opgericht om te voorkomen dat er tussen bezet en bevrijd een wanordelijk machtsvacuüm zou zijn.

  • (A) Algemene omstandigheden Hongerwinter

    De winter van 1944-1945 wordt de Hongerwinter genoemd. In de steden van Noord- en Zuid-Holland heerste regelrechte hongersnood; ruim 20.000 Nederlanders stierven als gevolg van de schaarste. Het voedselgebrek was niet het enige schaarste-probleem. De levering van kolen, gas en elektriciteit aan de burgers werd stopgezet. Steenkolen werden alleen nog mondjesmaat uit Duitsland aangevoerd. De Limburgse kolenmijnen waren onbereikbaar, die lagen in het bevrijde Zuiden. Steenkolen dienden als brandstof voor de kachels, voor de productie van gas, voor het gaande houden van elektriciteitscentrales en poldergemalen; als de poldergemalen stilstaan loopt een groot deel van Nederland onder water.

    (B) Het verzet

    Sabotage-acties en gewapende acties gingen door, evenals de illegale pers en de hulp aan onderduikers. De schaarste maakte de verzorging van onderduikers een stuk lastiger. Daar stond tegenover dat die verzorging strakker was georganiseerd dan voorheen.

    (C) Hongerwinter, Amsterdam

    Amsterdam werd zwaar door de schaarste getroffen. Voor 440.000 Amsterdammers (meer dan de helft van de bevolking) werd een noodvoorziening getroffen: zij konden voor porties warm eten naar de Centrale Gaarkeukens. Maar ook bij de gaarkeukens werd het eten steeds minder. Vlees werd bijna niet meer gedistribueerd. Melk (taptemelk, dat is afgeroomde vetarme melk) was alleen beschikbaar voor kleine kinderen. Groente was of erg duur of helemaal niet te koop.

    Hongertochten

    Veel stedelingen gingen de polder in, om door een ruilhandeltje met de boeren aan voedsel te komen. Vooral vrouwen, kinderen en oudere mannen gingen op 'hongertocht', op een wrakke fiets of lopend met een kinderwagen. Mannen beneden de vijftig jaar bleven voorzichtig; ze konden nog altijd worden opgepakt voor de arbeidsinzet.

    Verzet en illegale pers

    Wat het verzet betreft: bij alle schaarste moest de verzorging van onderduikers doorgaan. Van belang hierbij was de samenwerking tussen de Amsterdamse verzorgingsgroepen en andere verzetsgroepen. Het samenwerkingsverband tussen de verzorgingsgroepen heette de VGA, de Vrije Groepen Amsterdam. De illegale pers was in deze laatste periode extra actief, ondanks de beroerde omstandigheden. Ook sabotage-acties, aanslagen en overvallen gingen door. Deze verzetsdaden werden keer op keer gevolgd door vergeldingsacties.

  • Bij Koninklijk Besluit van 5 september 1944 werden de (Nederlandse) Binnenlandse Strijdkrachten (BS of NBS) opgericht, een bundeling van de drie belangrijkste gewapende verzetsorganisaties: OD, LKP en RVV. Prins Bernhard (in Londen) werd benoemd tot 'bevelhebber' van dit ondergrondse leger. Commandant van de BS in het bezette gebied werd kolonel H. Koot. Prins Bernhard zou in november 1944 zijn hoofdkwartier vestigen in het bevrijde Breda. Het aantal BS'ers bedroeg aanvankelijk nog geen 10.000. De BS-in-oprichting was ook slecht bewapend. In het tekort aan wapens zou worden voorzien door geallieerde wapendroppings. Het was overigens niet de bedoeling dat de BS openlijk slag zou leveren tegen de Duitse bezettingsmacht (120.000 man).

    Stoottroepen en Bewakingstroepen

    De BS was verdeeld in Stoottroepen en Bewakingstroepen. In het nog bezette deel van Nederland werden de Stoottroepen aangeduid als 'Strijdend Gedeelte (SG) der BS'. De mannen van de Stoottroepen moesten afkomstig zijn uit het gewapend verzet. De Bewakingstroepen werden 'gevormd uit hen, die zich beschikbaar hebben gesteld om op den dag der bevrijding en daarna orde en rust te handhaven c.q. te herstellen'. Zij zouden pas bij de bevrijding de straat op gaan. Voorlopig waren ze dus weinig meer dan papieren leden.

  • Het communisme was de revolutionaire richting van het socialisme. Het begon met een negentiende-eeuwse theorie, het marxisme. Bij de Russische Revolutie van 1917 kwamen voor het eerst revolutionaire marxisten (communisten) aan de macht. Het nieuwe Russische rijk kreeg de naam Unie van Socialistische Sovjet-Republieken, kortweg Sovjet-Unie of USSR. In 1941 verbond de Sovjet-Unie (onder Stalin) zich met Groot-Brittannië en de Verenigde Staten in de strijd tegen Nazi-Duitsland. De grote tegenstellingen tussen de Sovjet-Unie en de kapitalistische wereld raakten zolang op de achtergrond. Eerst moest de gezamenlijke vijand worden verslagen.

  • Een dagboek is een geschrift waarin iemand min of meer elke dag aantekeningen maakt over zijn of haar leven. Tijdens grote historische gebeurtenissen werden er meer dagboeken geschreven dan in gewone tijden. Er waren altijd mensen die 'voor later' wilden vastleggen wat ze in zo'n bijzondere periode meemaakten. Dit gold ook voor de Tweede Wereldoorlog. Het bekendste dagboek is Het Achterhuis van Anne Frank. Vanaf haar dertiende verjaardag houdt Anne Frank een dagboek bij. Ze heeft geen vriendin met wie zij over alles kan praten en schrijft daarom in haar dagboek uitgebreide brieven aan een verzonnen vriendin: Kitty. De laatste keer dat zij haar gedachten aan het papier toevertrouwt is 1 augustus 1944. In deze twee jaar is er veel veranderd in haar leven. De eerste weken na haar verjaardag waren 'normaal': zij ging naar school, maakte zich zorgen over haar rapport, beschreef haar klasgenoten... Maar vanaf 6 juli zit zij met haar ouders en zus ondergedoken in het achterhuis.

  • Het dagelijkse leven in de bezettingstijd kan niet met een paar algemene opmerkingen worden geschilderd. Voor mannen was het anders dan voor vrouwen; voor kinderen anders dan voor volwassenen. Stedelingen kenden een ander 'dagelijks leven' dan bewoners van een provincieplaats of een boerderij. Zeer veel Nederlanders kregen te maken met de arbeidsinzet en de beroerde gevolgen van de toenemende schaarste. Joodse Nederlanders merkten hoe ze steeds meer van het gewone leven werden buitengesloten. 'Dagelijks leven' is een vaag en betrekkelijk begrip. Iedereen beleefde, om met de Vlaamse schrijver Louis Paul Boon te spreken, zijn eigen 'kleine oorlog' (zie Louis Paul Boon, 'Mijn kleine oorlog', 1947, herhaaldelijk herdrukt).

  • Andere naam voor Nazi-Duitsland, en voor het hele 'Groot-Germaanse Rijk', met alle aangesloten en bezette gebieden. Het gebruik van de benaming 'Derde Rijk' werd tijdens de Tweede Wereldoorlog door Hitler verboden. Dat gebeurde toen er hier en daar werd gefluisterd dat het tijd werd voor een 'vierde rijk': een Duitsland zonder Hitler en de nazi's. Het Derde Rijk zou volgens de nazi-propaganda duizend jaar duren. Het bleef bij twaalf jaar, van 1933 tot 1945.

  • In 1940-1945 aan het Engels ontleende term, van 'to drop': laten vallen, afwerpen uit een vliegtuig. Veel mensen en dingen zijn indertijd door geallieerde vliegtuigen boven Nederland gedropt. Van bommen werd meestal niet gezegd dat ze gedropt werden.

  • De Eerste Wereldoorlog (1914-1918) ging aan Nederland voorbij, dankzij de Nederlandse neutraliteitspolitiek. De neutraliteit werd voortgezet tot mei 1940. Er zijn in het vooroorlogse Nederland Nederlanders bestraft wegens 'belediging van een bevriend staatshoofd' (Hitler). In september 1939 werd het Nederlandse leger gemobiliseerd. Op 10 mei 1940, in de vroege ochtend, begon de Duitse aanval. Onder meer bij de Grebbeberg bood het Nederlandse leger tegenstand. Op 14 mei bombardeerde de Duitse luchtmacht (Luftwaffe) het centrum van Rotterdam; men dreigde ook Utrecht te bombarderen. Het Nederlandse leger staakte de strijd. Op 15 mei werd de capitulatie getekend. Alleen in Zeeland werd nog gevochten, tot 17 mei. Nederland werd, met zijn 9 miljoen inwoners, bezet gebied.

  • Nederlanders die de strijd wilden aangaan met de Duitse bezetter konden besluiten om in Nederland 'iets te ondernemen' - in het verzet gaan. Ze konden ook een poging doen om Engeland te bereiken, om daar in geallieerde dienst te treden. Dit waren de Engelandvaarders. Engelandvaarders en verzet hadden wel met elkaar te maken. Er waren drie manieren om Engeland te bereiken:

    1. met een bootje de Noordzee oversteken, wat na de aanleg van de Atlantik-Wall nog moeilijker was dan voorheen.
    2. clandestien meevaren op een van de kustvaarders die van Delfzijl via Kiel naar het neutrale Zweden voeren.
    3. gebruik maken van ontsnappingsroutes en door verzetsmensen onderhouden 'ontsnappingslijnen' naar en via Zwitserland. Over 'de Zwitserse Weg' en 'de Zweedse Weg' werden niet alleen mensen gesmokkeld, maar ook voor Londen bestemde geheime informatie.
  • Politieke stroming, extreem-nationalistische beweging, in de eerste plaats in Italië na de Eerste Wereldoorlog (1914-1918). Bijbehorende woorden: fascist (aanhanger van het fascisme, ook scheldwoord: 'vuile fascist!'), fascistisch en fascistoïde. Beladen begrip, gedeeltelijk synoniem met nationaal-socialisme.

  • De Februaristaking (25 en 26 februari 1941) was het grote protest tegen de beginnende Jodenvervolging in Nederland. Duizenden mensen in Amsterdam en omgeving legden het werk neer. Op een aantal plekken in de stad vonden massa-betogingen plaats. Directe aanleiding tot de staking waren de eerste razzia's op de Amsterdamse Joden (razzia: klopjacht door politie of militairen, waarbij een gebied wordt 'uitgekamd'). De Februaristaking wordt nog jaarlijks herdacht, sinds 1953 met een defilé langs het monument De Dokwerker. Dit monument is te vinden op het Jonas Daniël Meijerplein, bij het Waterlooplein en de Jodenbreestraat.

  • Gerrit Jan van der Veen stond vooraan in het kunstenaarsverzet. Hij nam deel aan de aanslag op het Amsterdamse bevolkingsregister. In de zomer van 1942 was hij de (mede)oprichter van de Persoonsbewijzencentrale (PBC). Daarin hadden begin 1944 ongeveer honderd mensen een dagtaak. De PBC werkte als een overkoepeling van vervalsingsfirma's. Vervalsingen werden geleverd op bestelling, vooral van collega-verzetsorganisaties. Tot Van der Veens talrijke contacten in de illegaliteit hoorden Gerben Wagenaar (communistische verzetsgroep Raad van Verzet) en Henk Dienske, de LO-voorman in Noord-Holland.

  • Illegale pers: alle kranten, bladen en blaadjes die in 1940-1945 in het geheim werden gemaakt, verspreid en gelezen. De illegale pers telde bijna dertienhonderd verschillende uitgaven (zie Lydia E. Winkel, 'De ondergrondse pers', 1989).

    Illegale kranten

    Sommige bladen werden gedrukt, de meeste gestencild. Vooraanstaande illegale kranten waren Het Parool, Vrij Nederland, Trouw en De Waarheid. De illegale pers, 'de stem van het verzet', vormde een tegenwicht tegen de veel grotere legale pers, de door de bezetter toegestane/gecontroleerde kranten. Legale kranten Die legale pers omvatte de nationaal-socialistische bladen en oude bekende kranten zoals De Telegraaf, Algemeen Handelsblad, Het Volk, de Volkskrant (verscheen tot 1941), enzovoort.

  • Het eerste nummer van Het Parool verscheen op 10 februari 1941. Het was een voortzetting, op bredere basis, van de Nieuwsbrief van Pieter 't Hoen. Verschijningsdatum van de eerste Nieuwsbrief: 25 juli 1940. Achter de naam 'Pieter 't Hoen' ging de Amsterdammer Frans Goedhart schuil. Het eerste nummer van Vrij Nederland verscheen op 31 augustus 1940. In die eerste stond dat de oplage 1.000 exemplaren bedroeg, maar het waren er niet meer dan 130, het budget was nogal beperkt. Vrij Nederland werd opgericht door een groepje jonge protestants-christelijke Nederlanders. Trouw was een afsplitsing van Vrij Nederland. Het eerste nummer van Trouw verscheen op 20 januari 1943.

  • Eilandengroep gelegen ten oosten van China en Korea. Staatkundige vorm: keizerrijk, na 1945 met een grondwettelijk beperkte rol van de keizer. Hoofdstad Tokio (Tokyo). Godsdienst: sjintoïsme en boeddhisme, en een christelijke minderheid.

    Tweede Wereldoorlog

    In de Tweede Wereldoorlog bezette het Japanse leger Nederlands-Indië en andere gebieden in Zuidoost-Azië. Daarvoor had het al delen van China veroverd. Japan hoorde van 1936 tot 1945 tot de As-mogendheden, de bondgenoten van Nazi-Duitsland. Een hecht bondgenootschap was het niet. Hitler kon maar weinig sympathie voor 'het gele ras' opbrengen.

    1944-1945

    In juli 1944 trad de Japanse regering van generaal Tojo af, vanwege het slechte verloop van de oorlog. Toch hield Japan daarna de strijd nog dertien maanden vol. De Verenigde Staten maakten gebruik van hun nieuwe wapen, de atoombom. Op 14 augustus 1945 besloten de Japanse keizer en zijn oorlogskabinet tot onvoorwaardelijke overgave, zoals door de geallieerden was geëist.

  • Vanaf zondag 3 mei 1942 moesten de Joden in Nederland op bevel van de nazi's de 'Jodenster' op hun kleding dragen (vastgenaaid, niet opgespeld). Kinderen werden niet ontzien; de maatregel gold vanaf het zesde jaar. De Jodenster was een zespuntig kenteken van geel katoen, met in het midden het woord 'Jood' in zwarte, pseudo-hebreeuwse letters. De ster had de vorm van de Davidsster (sinds de negentiende eeuw het voornaamste Joodse symbool). Aan de invoering van de gele ster was een reeks anti-Joodse maatregelen voorafgegaan met als doel de Joodse burgers:

    1. te beroven van hun rechten en bezittingen.
    2. te isoleren van de rest van de bevolking. De gele ster maakte de afzondering van de Joden compleet. In juli 1942 begonnen de nazi's met de 'verwijdering' van de Joden uit Nederland.
  • Uit Nederland werden meer dan 100.000 van de in totaal 140.000 Joodse burgers ('vol-Joden' in de nazi-terminologie, mensen met vier of drie Joodse grootouders) weggevoerd naar concentratie- en vernietigingskampen. Slechts enkele duizenden van hen hebben die kampen overleefd. Minder dan 20.000 Joden waren aan deportatie ontsnapt door onder te duiken. Gemengd-gehuwden en de ongeveer 20.000 'half-Joden' en 'kwart-Joden' werden over het algemeen niet weggevoerd.

  • Tijdens de bezetting werd het leven van de Nederlandse Joden mede bepaald door de Joodse Raad (1941-1943). Dit 'eigen Joodse bestuur' zag zich steeds weer gedwongen aan de eisen van de nazi's te voldoen. Wel hebben medewerkers van de Joodse Raad een aantal Joden voor deportatie weten te behoeden. Bijna 20.000 Joden hebben de oorlog overleefd door onder te duiken, met hulp van verzetsgroepen.

  • Aanvallen door vliegtuigen, waarbij gebruikt gemaakt wordt van boordwapens en van bommen. In de Tweede Wereldoorlog dagelijkse praktijk, zowel tegen 'militaire objecten' als opzettelijk tegen burgers.

  • Nederlands koloniaal rijk in Zuidoost-Azië. Ontstond na 1815, dus nà de periode van de Verenigde Oostindische Compagnie (V.O.C., 1602-1799). Uit Indië kwamen tropische producten zoals specerijen, koffie, thee, tabak. Er werd ook veel rubber geproduceerd. De belangrijkste delfstof was aardolie. In maart 1942 werd Nederlands-Indië bezet door Japan. De Japanners wilden vrij toegang hebben tot al die aardolie en rubber. Na de Japanse nederlaag, in augustus 1945, lukte het Nederland niet om zijn gezag in de kolonie te herstellen. Nederlands-Indië werd de onafhankelijke Republiek Indonesië. Sindsdien zijn er in Nederland geen winkels meer met het opschrift 'koloniale waren'. Ook de 'koffieveilingen der Nederlandsche Handel-Maatschappij' zijn voorgoed verleden tijd.

  • Verzet tegen de Japanse bezetter van Nederlands-Indië (1942-1945). Dit verzet kwam van specifieke bevolkingsgroepen - Indische Nederlanders, Molukkers - die met de Nederlanders de kern hadden gevormd van de koloniale Indische samenleving. Het was verzet van mensen die standvastig trouw bleven aan Nederland en het Huis van Oranje.

  • Nederlandse politieke partij, 1931-1945. Het was een partij van 'er hoort één kapitein op het schip'. Eén man, de Leider, moest het voor het zeggen hebben, zowel in de partij als in het land. De NSB wilde een 'gezonde volksgemeenschap', waarmee men bedoelde een Nederland zonder democratie, vakbonden, klassenstrijd en 'vreemde smetten'. NSB-aanhangers voelden zich vaak op de een of andere manier bedreigd - door de grote concerns, de socialisten, de communisten, de joden, de uitzichtloze crisis, het moderne leven in de stad, de platvloerse massa, het oprukkende Amerikaanse amusement. Een groot deel van de NSB-aanhang bestond uit middenstanders en boeren die zich bekneld en tekortgedaan voelden. De NSB-kijk op de wereld werd onder meer verwoord door Het Nationale Dagblad en het weekblad Volk en Vaderland.

  • Van de verslagen Nederlandse krijgsmacht (270.000 man), staken in mei 1940 4.000 man over naar Engeland. 22.000 man werden als krijgsgevangenen naar Duitsland weggevoerd. In juni 1940 mochten alle Nederlandse militairen terug naar huis. 60.000 werkloze ex-soldaten werden opgenomen in de 'Opbouwdienst', een organisatie die de oorlogsschade in Nederland moest herstellen. Deze Opbouwdienst werd later omgevormd tot de Arbeidsdienst, op nationaal-socialistische grondslag. Een kleine minderheid van de Nederlandse militairen wilde na de nederlaag van 1940 de strijd weer op de een of andere manier hervatten. Zo was er een 'Legioen Oud-Frontstrijders' (LOF), dat een geheim leger wilde oprichten. Maar dergelijke plannen bleken een illusie. Het LOF ging in 1941 op in de Ordedienst (OD), verreweg de belangrijkste illegale organisatie met een militaire achtergrond.

  • Na april 1943 begon het grote onderduiken. Verzetsgroepen die hulp boden aan onderduikers kregen het steeds drukker. Ongeveer 350.000 mensen, merendeels arbeidsplichtige mannen, hebben korte of langere tijd ondergedoken gezeten. Niet iedereen zat even 'diep' ondergedoken. Joodse onderduikers liepen verreweg het meeste gevaar, naar hen werd actief gezocht. Ook hun helpers namen grote risico's. Er stonden zware straffen op 'Jodenbegunstiging'. Bij de onderduikhulp ging het vooral om drie soorten activiteiten

    1.   het regelen vam onderduikadressen.

    2.   het verzorgen van de onderduikers.

    3. het bemachtigen, vervalsen of 'aanpassen' van allerlei officiële papieren: persoonsbewijzen, distributiebescheiden enzovoort.

  • Ander woord voor publiciteit, reclame. Propageren is propaganda voor iets maken. Iemand die propaganda maakt is een propagandist. Reclame en propaganda gaan allebei over het beïnvloeden van de meningen van veel mensen, van de 'publieke opinie'. Maar er is een verschil. Reclame is vooral bedoeld om te verleiden om iets te kopen. Dat gaat dus om geld verdienen. Het doel van propaganda is mensen partij te laten kiezen, of te bereiken dat mensen in een aanbevolen richting 'actief worden'. Politieke partijen, actiegroepen en overheden maken propaganda. Het woord 'propaganda' wordt vaak negatief gebruikt omdat in propaganda vaak geen eerlijk beeld wordt gegeven. De eigen mening wordt heel mooi voorgesteld en de tegenstander zwart gemaakt.

  • Duurde van 1936 tot 1939. Tijdens deze bloedige burgeroorlog werd de 'Tweede Spaanse Republiek' vernietigd. Ook met de democratie in Spanje was het voorlopig gedaan. Spanje werd in 1939 een soort militaire dictatuur, onder leiding van generaal Franco. Franco liet zich 'Caudillo' (leider/aanvoerder) van Spanje noemen.

  • Spionage is het bespieden van een vijand, een gewantrouwde bondgenoot of een concurrent. In het bezette Nederland was spionage een speciale tak van verzet. Het werd gewoonlijk 'inlichtingenwerk' genoemd. Het doel ervan was, de geallieerden en de Nederlandse regering in Londen te informeren over alles wat er gaande was in bezet gebied. Het inlichtingenwerk vereiste geduld en omzichtigheid, het was meestal minder sensationeel dan de acties van de geheim agent Erik Hazelhoff Roelfzema ('Soldaat van Oranje', bekend door het boek en de film).

  • In april 1943 had de bezetter het gemunt op de militairen, èn op de studenten (bijna 15.000). Studenten moesten beloven dat ze zich zouden 'onthouden van iedere tegen het Duitse Rijk gerichte handeling'. De belofte moest schriftelijk worden gedaan, door een 'loyaliteitsverklaring' te tekenen. Mannelijke studenten die niet tekenden, werden werkloos, en zouden 'dus' de arbeidsinzet in moeten. De Raad van Negen, het illegale overlegorgaan van het studentenverzet, vaardigde een richtlijn uit: Niet tekenen, wie wel tekende was een 'deserteur'. Op studenten die toch wilden tekenen werd door medestudenten ingepraat, tot ze waren 'omgekletst'. Uiteindelijk tekenden maar 2000 studenten. De bezetter arresteerde vervolgens 3.500 weigeraars, die naar Duitsland zouden worden gestuurd. De overige weigeraars doken onder.

  • Met gelijkschakeling werd bedoeld: het onder nationaal-socialistische leiding brengen van alle sectoren van de maatschappij. In Duitsland begon de gelijkschakeling ('Gleichschaltung') in 1933. In het bezette Nederland in het najaar van 1940. Volgens de nazi's moest het gelijksgeschakelde Nederland een deel worden van Duitsland. De gelijkschakeling vond plaats door middel van twee soorten maatregelen:

    1. afschaffing van de verkiezingen, het parlement, partijen, vrije pers, vrije vakbeweging, het omroepbestel met de verschillende omroepen, enzovoort.
    2. het opleggen van nieuwe bestuuurlijke organisaties. Verzet tegen de gelijkschakeling kwam onder meer van artsen en kunstenaars.
  • Maatregel tegen luchtaanvallen, inhoudend dat de straatverlichting gedoofd bleef, dat vervoermiddelen alleen zwak verlicht waren, en dat er op straat geen kiertje licht uit de huizen zichtbaar mocht zijn. In Nederland voor het eerst toegepast in de nacht van 10 op 11 mei 1940. Steden, dorpen, wegen, treinen, auto's en schepen waren moeilijk of niet waarneembaar vanuit de lucht. Steden konden niet meer dienen als oriëntatiepunt voor piloten. Militaire doelen bleven onzichtbaar. Op de naleving van de verduisteringsmaatregelen door de burgers werd toegezien door de Luchtbeschermingsdienst.

  • Bep Stenger werd in 1922 geboren in Tjimahi op Java (Nederlands-Indië), uit Nederlandse ouders. Bij de komst van de Japanners, in maart 1942, woonde de familie Stenger in Malang op Oost-Java, ten zuiden van de havenstad Soerabaja (Surabaya). Vader Stenger, officier bij het koloniale leger, het KNIL, werd door de Japanners krijgsgevangen gemaakt. Bep raakte betrokken bij het verzet tegen de Japanners. Haar levensverhaal is in 1999 door het Verzetsmuseum Amsterdam gepubliceerd.

  • Veel Nederlanders zijn tijdens de bezetting anti-Duits, een deel van de bevolking gaat in verzet. In Nederland is op veel manieren verzet gepleegd. Van vrij onschuldig tot levensgevaarlijk. Voor sommigen is het een dagtaak.

    Voorbeelden van verzet in bezet Nederland:

    - leuzen op muren schilderen
    - verboden krantjes verspreiden
    - een oranje-speldje op je jas dragen
    - spotliedjes zingen
    - NSB'ers (landverraders) pesten
    - stiekem naar Radio luisteren
    - onderduikers helpen
    - staken
    - officiële papieren vervalsen
    - bonkaarten stelen
    - spioneren
    - Duitse militairen of Nederlandse verraders doodschieten
    - spoorlijnen opblazen

    Verzet tegen de bezetting wordt langzaam maar zeker sterker.
    Het verzet is eerst nog 'onschuldig' en vooral symbolisch. Nederlanders laten zien dat ze tegen de Duitse bezetter zijn. Ze zingen spotliedjes, schilderen teksten op straten en muren en maken grappen over de Duitsers en NSB'ers.

    Dan wordt de onderdrukking en Jodenvervolging erger. Het verzet daartegen groeit. Verzetsmensen gaan steeds meer samenwerken; de grenzen van de verzuiling worden geslecht.

    Goed en fout 

    Lang niet iedereen in Nederland zit 'bij het verzet'. Veel mensen durven zich niet te verzetten. Of ze zijn er niet toe in staat. Anderen vinden het zinloos of niet nodig. Ongeveer 5% van de Nederlanders zit actief in het verzet. Zij zijn er als het ware de hele dag mee bezig. Evenveel mensen, dus 5%, kiest de kant van de Duitse bezetters. Dit worden de `foute Nederlanders` genoemd.

    De rest probeert zo normaal mogelijk door te leven. Heel veel mensen zijn wel anti-Duits. Ze hopen dat de bezetting snel voorbij gaat. Sommigen helpen verzetsmensen. Als je alle mensen meetelt die dat hebben gedaan is het percentage mensen dat verzet heeft gepleegd veel groter dan 5%. Zonder de hulp van velen zou het onmogelijk zijn geweest om meer dan 300.000 onderduikers aan een onderduikplek te helpen.

    Moeilijke keuze

    Niet iedereen kan 'zomaar' in verzet gaan. Als je getrouwd bent en jonge kinderen hebt om voor te zorgen is het bijvoorbeeld extra moeilijk. En Joodse Nederlanders worden door de Duitse bezetters in de gaten gehouden, apart gezet, opgepakt en vermoord. Sommigen gaan in verzet maar veel Joden zijn al opgepakt voor ze echt in de gaten hebben wat er staat te gebeuren. Degenen die willen onderduiken zijn afhankelijk van anderen, van verzetsmensen en hun helpers.

    Onderdrukking van verzet
    In 1943 kwam het verzet tot volle ontplooiing, tegen de verdrukking in. Het beruchte 'Oranje Hotel', bijnaam van de gevangenis in Scheveningen, zat vol verzetsmensen. Begin 1943 was het concentratiekamp Vught in gebruik genomen, een door de SS ingericht kamp, dat officieel 'Polizeiliches Durchgangslager Herzogenbusch' heette. Talrijke verzetsmensen werden er vastgezet, waaronder veel communisten.

    Bij de processen tegen verzetsmensen vielen voortdurend doodvonnissen.

    Verzet = gevaarlijk

    Bijna 20.000 Nederlanders worden om hun verzetswerk door de Duitsers opgepakt. Tweeduizend verzetsmensen worden doodgeschoten. Anderen moeten naar de gevangenis of naar een concentratiekamp.
    In totaal zijn ongeveer 250.000 Nederlanders omgekomen tijdens de bezetting. De helft hiervan zijn Joodse Nederlanders.