Ga direct naar de hoofdnavigatie Ga naar de hoofdinhoud Ga direct naar de hoofdnavigatie Ga direct naar zoeken

Vertrek

Moeilijke omstandigheden

Rond de 40.000 kinderen worden tussen begin januari en eind maart 1945 onder moeilijke omstandigheden geëvacueerd. Het Interkerkelijk Bureau neemt naar schatting 16.000 kinderen voor zijn rekening, andere kerkelijke initiatieven 2.000, de Duitsgezinde Nederlandsche Volksdienst 8.000, gemeentes, bedrijven en verenigingen 6.000. Zo’n 8.000 kinderen gaan buiten georganiseerd verband naar de boeren.

Het vertrek is chaotisch. Kinderen worden vaak op het laatste moment opgetrommeld en zijn bang. Waar gaan ze heen? Ouders zijn bezorgd; wanneer zien ze hun kinderen terug? Begeleiders komen soms niet opdagen, namenlijsten zijn niet compleet, autobussen zijn kapot, schepen blijken niet aan de wal te liggen. In deze hectiek kunnen soms onderduikers en Joodse kinderen worden meegesmokkeld.

Vaak wordt ’s nachts gereisd en is het aardedonker. Dat is veiliger, omdat Geallieerde vliegtuigen overdag op alles schieten wat Duits lijkt. Soms worden ook schepen, bussen en treinen met kinderen beschoten.

Kinderen dragen tijdens de reis deze naamkaartjes om hun nek.
Kinderen dragen tijdens de reis deze naamkaartjes om hun nek.

Richtlijnen

Leiders van de scheepsevacuaties krijgen uitgebreide richtlijnen mee van het Interkerkelijk Bureau. Zij moeten onder meer warme maaltijden regelen bij de gaarkeukens onderweg
Begeleiders moeten bij Duitse controles onderweg bewijzen dat ze toestemming hebben voor de reis. Daarom krijgen ze een verklaring mee.

Transportmiddelen zijn moeilijk te vinden. Vrachtschepen die voedsel aanvoeren vanuit het noorden en oosten, nemen op de terugweg kinderen mee in het ruim. De Nederlandsche Volksdienst kan gebruik maken van enkele Duitse treinen. Vrachtauto's, bussen, brandweerauto’s, zelfs vuilniswagens worden ingezet. Deze rijden op gasgeneratoren met hout of turf als brandstof; benzine is er al lang niet meer. Ouders wordt gevraagd met een klein bedrag bij te dragen aan de reiskosten. Kinderen gaan soms zelfs lopend of op de fiets.

 

Fenna

‘Ik was net twee dagen zeven. Mijn moeder zette ons af en mijn broer en ik zijn gewoon die boot opgegaan.’ 

Fenna
Frans

Frans

‘Jullie mogen naar de boeren. Daar zullen jullie het goed hebben. Het komt allemaal wel goed, zei mijn moeder.’

Jack

‘Ik hoorde mijn ouders praten. Mijn moeder zei: “Straks sterven we hier allemaal van de honger! Er is maar één kans, we moeten dat kind wegsturen!”’

Jack
Jan

Jan

‘Dag pa, tot kijk tot ziens.” Dan moet je in de boot stappen en daar zit je dan. Je moet het allemaal zelf verwerken.’

Nelly

‘Ik weet wel dat ik op een gegeven ogenblik bij zo’n kleine GGD-post gewogen werd en gemeten. Als je doodziek was, kon je niet mee. Ik was niet doodziek, maar wel heel zwak.’

Nelly
Paul

Paul

‘Ondanks alle verschrikkingen was de oorlog van een jongen van 9 jaar soms toch ook spannend.’

Tineke

‘Vlak voor vertrek kwam er een vrouw met een baby. Ze vroeg of ik die baby mee kon nemen. Ik schrok me dood, ik dacht, nee, nee! Ik was aan de ene kant trots dat ze me zo flink vond dat ik die baby meekreeg. Aan de andere kant was ik als de dood. Maar ik pakte de baby aan. Was het een onderduikkind?’

Tineke

Meer artikelen uit dit dossier

Er is veel meer te vertellen over dit onderwerp. Lees snel verder op onderstaande pagina's.