Ga direct naar de hoofdnavigatie Ga naar de hoofdinhoud Ga direct naar de hoofdnavigatie Ga direct naar zoeken

Onderduik(hulp)

Gedurende de bezetting groeit het aantal onderduikers: eerst vooral Joden, later studenten, voormalig militairen, verzetsmensen en mannen die weigeren in Duitsland te werken.
De landelijke organisatie voor hulp aan onderduikers (LO) en de landelijke knokploegen (LKP) hebben veel voor het verzet betekent.

LO = Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers

Helena Theodora Kuipers-Rietberg ('Tante Riek'), huisvrouw in Winterswijk, kent heel veel mensen. Als hoofdbestuurslid van de Bond van Gereformeerde Vrouwenverenigingen heeft ze een groot netwerk van contacten. Als ze onderduikers gaat helpen, merkt ze dat een grote organisatie nuttig en nodig is. Ze richt samen met dominee Frits Slomp ('Frits de Zwerver') eind 1942 de LO op. De LO wordt heel belangrijk en helpt heel veel onderduikers. Er komen steeds meer LO-groepen waarbij zich ook andere bestaande verzetsgroepen aansluiten.

Tante Riek
Tante Riek
'Bertus'.
'Bertus'.

LKP = Landelijke Knokploegen

Om de onderduikers te helpen heeft de LO veel extra distributiebonnen nodig. Deze kun je buitmaken door een gewapende overval op een distributiekantoor. Hiervoor zijn speciale verzetsgroepen nodig, van mensen die dit durven en wapens hebben. Zo'n groep heet een 'knokploeg'.

Aan het begin zijn de knokploegen nog niet goed georganiseerd. De tuinder Leendert Valstar ('Bertus') wil dit veranderen. Samen met Jacques van der Horst ('Louis') en Hilbert van Dijk ('Arie') reizen ze door het land om bestaande knokploegen op te sporen. Met die groepen vormen ze een landelijk netwerk van knokploegen. Dit wordt de LKP (augustus 1943).

Wat doet de LKP?

De knokploegen plegen verzet met gebruik van geweld. Ze plegen gewapende overvallen, waarbij ze distributiebonnen en blanco persoonsbewijzen buitmaken. Soms schieten ze gevaarlijke mensen (zoals verraders of hoge nazi's) dood. Ze blazen spoorrails op om het vervoer van Duitse soldaten en wapens dwars te zitten. Ze vernielen bevolkingsregisters van de gemeente.

Overzicht van de organisatie. Te zien in het Verzetsmuseum.
Overzicht van de organisatie. Te zien in het Verzetsmuseum.
Persoonsbewijs (PB) met de letter 'J' van Joods.
Persoonsbewijs (PB) met de letter 'J' van Joods.

Bevolkingsregisters

Zo'n bevolkingsregister is een belangrijk doel. Hierin staan namelijk de persoonsgegevens: naam, geboortedatum, adres, geloof, et cetera. De Duitse bezetter kan er zien wie Joods is, en welke mannen de leeftijd hebben om verplicht in Duitsland te werken (de Arbeidsinzet). Ze kunnen ook kijken of een persoonbewijs (PB) vals is of echt. Als er in het register andere dingen staan dan op het PB dan klopt er iets niet. Maar als het register nou vernietigd is... dan valt er niets meer te controleren!

Joodse kinderen

In het plaatsje Tienray in Noord Limburg hebben 123 Joodse kinderen ondergedoken gezeten die gewoon naar school gingen. Ze waren zogenaamd geen Joodse kinderen maar 'gewone' kinderen afkomstig uit het gebombardeerde Rotterdam.

De kraamverzorgster Hanna van de Voort organiseerde de hulp aan 123 Joodse onderduikkinderen. Zij deed dit samen met de Joodse onderduiker Kurt Loewenstein en de ondergedoken student Nico Dohmen. Hanna van de Voort overleed in 1956. Ze werd in 1987 voor haar verzetswerk postuum geëerd met een Yad Vashem-onderscheiding.

De kinderen waren bijna allemaal door de verzetsgroep van Piet Meerburg weggesmokkeld uit de crèche tegenover de Hollandsche Schouwburg. In die schouwburg werden Joden uit Amsterdam voor deportatie verzameld. Lees meer over het redden van Joodse kinderen in dit dossier.

Hanna van de Voort.
Hanna van de Voort.

Schuilnamen

In Tienray bleven de kinderen eerst een paar dagen bij de familie Van de Voort om aan de onderduiksituatie te wennen. Daarna werden ze ondergebracht op diverse adressen in de omgeving.

De kinderen kregen een schuilnaam en een identiteitskaart van het Centraal Bureau voor Kinderuitzending uit het gebombardeerde Rotterdam. 'Tante Hanna' en 'Oom Nico' - zoals hun helpers werden genoemd - bleven contact houden met de onderduikertjes.

Eén van de kinderen: Abraham Deen.
Eén van de kinderen: Abraham Deen.
(c) Foto: dhr. Hofma.
(c) Foto: dhr. Hofma.

Miep Roestenburg

Deze foto is na de bevrijding genomen, om te laten zien hoe onderduikers zich verstopten. Tijdens de bezetting was het te gevaarlijk om zoiets te fotograferen.

'Ik woonde in een Joodse buurt. Ik heb mensen zoveel mogelijk proberen te helpen. Ze konden altijd voor één of twee nachten bij me terecht. Die razzia's waren vreselijk, maar je werd wel hard hoor. Ja, wat zeg je tegen mensen als ze worden meegenomen. Je omhelst ze en wenst ze het allerbeste. Meer kun je toch niet?'
Miep Roestenburg, drogisterijhoudster, Amsterdam

Poesiealbum van Fietie de Vries die ondergedoken was.
Poesiealbum van Fietie de Vries die ondergedoken was.

Je snoet houden

In 1943 zit Fietie de Vries, een Joods meisje van 8 jaar oud, met haar familie ondergedoken in de Weesperstraat te Amsterdam. Op Sinterklaasavond krijgt zij van haar ouders een poesiealbum. op de eerst bladzijde van dit album schrijven haar ouders het volgende gedicht:

'Weet bij alles wat je doet
Ik houd als kind mijn toet
Al ga je ergens anders heen
Gehoorzaamheid is nummer één'

Dwangarbeid

Hoe langer de oorlog duurt hoe meer Duitse mannen en jongens in het leger moeten. Er zijn daardoor te weinig arbeidskrachten in Duitsland. Mannen tussen 17 en 40 jaar uit de bezette gebieden worden opgepakt en als werkkracht afgevoerd. In totaal worden 600.000 tot 700.000 Nederlandse mannen gedwongen om voor de Duitsers te werken (de zogenaamde Arbeidsinzet).

Van augustus/september 1944 tot en met maart 1945 (dus vlak voor de oorlog is afgelopen) zijn er in veel plaatsen razzia 's om mannen op te pakken. Zo worden op 10 en 11 november 1944 in Rotterdam 50.000 mannen opgepakt. Vaak is onderduiken de enige manier om aan deze dwangarbeid te ontkomen

Razzia
Goes, 27 oktober 1944. Vanuit zijn huis maakte Jo Visser deze foto van een razzia. Twee dagen voor de bevrijding van Goes (Zeeland), is hier de Duitse bezetter op jacht naar Nederlandse mannen voor ‘de arbeidsinzet ’
Ik zou onderduiken bij mijn oom, maar toen puntje bij paaltje kwam, zou dat 25 gulden per week gaan kosten. Ik bezat niets. Dus weg naar Duitsland.
Onbekend
Nico Dohmen.
Nico Dohmen.

Nico Dohmen

'Toen ik me in mei 1943 moest melden voor de Arbeidsinzet, stond vast dat ik zou onderduiken. Mijn broers en ik hadden mijn vader beloofd dat we nooit voor de vijand zouden werken. Ik dook onder in de buurt van Roermond, waar mijn oom een boerderij had. Mijn neven waren daar verwikkeld in hulpacties voor neergestorte, geallieerde piloten. Zo raakte ik betrokken bij het verzet. Ik ben ze gaan helpen en van het een kwam het ander.'
Nico Dohmen, student, Nijmegen

Zie ook het artikel Dwangarbeid.

Het verhaal van Jonny

De familie Levy woont in Varsseveld in de Achterhoek. Op kerstavond 1941 komt er een Nederlandse SS'er aan de deur. Het blijkt een schoolvriend van zoon Jonny. Hij waarschuwt: 'Ga nooit werken in Duitsland. Er zijn kampen waar de Joden worden vermoord.'
'Vanaf dat moment', vertelt Jonny, 'begonnen mijn ouders te zorgen voor een eventuele onderduik; eentje voor henzelf en de andere voor hun drie zoons. Toen we op 10 april 1943 naar Amsterdam moesten verhuizen, was het moment aangebroken om te verdwijnen.'
De jongens komen in Lichtenvoorde op de boerderij van de familie Geurink. Er was een schuilkelder gemaakt. In het varkenshok was de ingang, afgedekt met een deksel. Het is te zien op de foto.

De jongens Levy.
De jongens Levy.
Gaat iemand niet, dan wordt het als sabotage beschouwd. Je kunt onderduiken, maar wat gebeurt er dan met je familieleden?
Onbekend
Schaakbord en kaartspel gemaakt in onderduik.
Schaakbord en kaartspel gemaakt in onderduik.

Saai en creatief

Onderduikers moeten soms heel lang binnen blijven, soms in kleine ruimtes. Meestal betekent dat de hele dag niets doen. Om de tijd door te komen en de verveling tegen te gaan gaan onderduikers spullen maken. Soms wordt het ook verkocht.

Ervaringen

'Mijn vader was politieman. Daardoor wist hij wie wanneer werd opgepakt. Dat gaf hij door aan mij, zodat ik de mensen kon waarschuwen. Soms was dat vreselijk. Ik herinner me een vrouw die gillend haar keuken in vloog terwijl haar man gelaten hun kleren ging inpakken. Dan was ik wel kapot hoor.'
Riek Ternouw, 23 jaar, zonder werk, Amsterdam

'Op het Victorieplein in Amsterdam werden op een dag Joden bij elkaar gedreven. Ik zie nog het meisje voor me dat een houten speelgoedpaard aan een touwtje voorttrok. Door de hobbels in de weg viel het paard. Het meisje wilde het weer op z'n wieltjes zetten, maar een Duitse soldaat begon te schelden dat ze door moest lopen. Ze schrok en barstte in snikken uit. Ik ook.'
Jos Sonneborn, serveerster, Amsterdam

'De verhalen die je hoorde over wat er met de Joden gebeurde, geloofde ik niet. Dat was zo verschrikkelijk, dat kon niet waar zijn. Achteraf blijken zelfs de ergste verhalen de waarheid nog niet te benaderen. Ik heb niks gedaan. Om echt wat te doen, moest je veel moed hebben. Ik was niet flink.'
Truus van der Zwaag, machinestikster op een naaiatelier, Amsterdam

Doordat we zolang bij elkaar zaten, ging alles irriteren. Zij ergerden zich aan mij en ik aan hen. Het was natuurlijk heel enerverend. Ze waren bang en daardoor heel voorzichtig.

Meer artikelen uit dit dossier

Er is veel meer te vertellen over dit onderwerp. Lees snel verder op onderstaande pagina's.